Een uitgave van het Vlaams Komitee voor Brussel

De Brusselse Post | November 2022

Bernard Daelemans

Bernard Daelemans

Voorzitter Vlaams Komitee voor Brussel

‘Good Move’ op de schop in Anderlecht

In Kuregem gaat het hard tegen onzacht … Het zijn deze keer niet de Vlaamse buschauffeurs van De Lijn die op hun donder krijgen en evenmin de brandweerlui die bekogeld worden door ‘jongeren’ uit de Anderlechtse buurt. Neen, het is het nieuwe verkeersplan voor de wijk dat kwaad bloed heeft gezet en niet alleen zorgde voor een petitie die algauw duizenden handtekeningen verzamelde en een hoop tumult vanop de publiekstribune van de gemeenteraad, die dan maar werd stopgezet.

Ook vonden sabotageacties plaats, waarbij een honderdtal parkeermeters werd vernield. Verkeersborden werden overplakt of weggehaald en betonblokken werden weggesleept en op fietspaden geplaatst. Het gemeentebestuur zag zich genoodzaakt het verkeersplan in te trekken om de gemoederen tot bedaren te brengen.

Net als in verschillende andere Brusselse gemeenten (Brussel stad, Schaarbeek, Elsene, Sint-Gillis en Jette) had de Anderlechtse schepen voor mobiliteit, Susanne Müller-Hübsch (Groen), de principes van het ‘Good Move’-plan doorgevoerd. Dit plan is het product van de beleidsfilosofie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waar partijgenote Elke Vanden Brandt aan de mobiliteitsknoppen zit. Om te komen tot een autoluwe stad worden tal van straten ‘geknipt’ door het plaatsen van betonblokken. Door het invoeren van enkelrichtingstraten en een lussenplan wordt het doorgaand verkeer zoveel mogelijk uit de wijken gehaald en naar een aantal hoofdassen gekanaliseerd. Die krijgen dan heel wat meer verkeer te slikken met filevorming als gevolg. De politieke architecten van deze ingrepen gaan ervan uit dat deze files mettertijd zullen ‘verdampen’ omdat mensen andere verkeersmodi zullen zoeken voor hun verplaatsingen, zodat het eindresultaat een autoluwe stad zal zijn met schone lucht en meer ruimte voor voetgangers, fietsers en recreatie in de openbare ruimte. Het is de uitdrukkelijke bedoeling dat de hele reorganisatie leidt tot een vermindering van het autoverkeer met 24%.  

Heel wat inwoners van Kuregem hebben het zo echter niet begrepen. De betonblokken die de wegen versperden werden op verschillende plaatsen weggesleept en niet zomaar toevallig op de nieuw aangelegde fietspaden gezet. Een Anderlechts parlementslid van Groen, Juan Benjumea Moreno, botste met zijn fiets op zo’n betonblok en brak een tand. Er wordt beweerd dat de PS-fractievoorzitter in de gemeenteraad betrokken zou zijn geweest bij de verplaatsing van deze betonblokken. De PS bestuurt de gemeente Anderlecht in coalitie met Ecolo-Groen, onder het burgemeesterschap van de socialist Fabrice Cumps.

Het is erg duidelijk dat de PS niet dezelfde politieke prioriteiten heeft als Ecolo-Groen inzake mobiliteitsbeleid. In een interview met Bruzz liet Ridouane Chahid, PS-fractieleider in het Brussels parlement en burgemeester van Evere, blijken dat hij een wel erg koele minnaar is van het ‘Good Move’-beleid. Over Kuregem zegt hij: “De felle reactie van de bevolking in Kuregem was à la hauteur van het totale gebrek aan overleg. Het een verklaart het ander. Erger nog: zij die zo hard de betrokkenheid van de burger verdedigen en deliberatieve commissies oprichten in het Brussels parlement zijn vandaag de eersten om hun visie op te dringen aan een bevolking die er vaak al twintig jaar woont.” Ook laat hij optekenen dat zijn partij zich verzet tegen het rekeningrijden (‘smartmove’ in het Brusselse jargon). Het voornemen om dat in te voeren staat nochtans in de regeerverklaring, maar botste op verzet in Wallonië zowel als in Vlaanderen. Chahid: “Brussel is de hoofdstad en moet zich niet agressief opstellen tegenover de rest van het land. […] Van rekeningrijden kan geen sprake zijn.”

Intussen lopen de ‘Good Move’-experimenten wel verder in vele andere delen van Brussel. Door mensen te ontmoedigen om zich in en naar Brussel met de auto te verplaatsen, zal men ongetwijfeld een aantal mensen naar het openbaar vervoer zien overstappen. Als het voor vele anderen betekent dat ze voortaan Brussel links laten liggen, is het maar de vraag of dat in het belang van Brussel is.

Prof. Em. Jan Degadt

Prof. Em. Jan Degadt

Gast auteur Brusselse Post

Merkwaardige Brusselse cijfers 

HELPT KENNIS VAN HET NEDERLANDS OM WERK TE VINDEN IN BRUSSEL?

Wie zich enkele jaren geleden verplaatste met het openbaar vervoer in Brussel kon niet naast de affiches kijken waarop ene Vincent Kompany de Brusselaars opriep om Nederlands te leren en zo hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. De oudere lezers van deze rubriek herinneren zich ongetwijfeld het colloquium van ons eigen Vlaams Komitee voor Brussel in de jaren negentig waar de problematiek in een ruimere context werd bestudeerd en waar werd vastgesteld dat echte tweetaligheid en dus ook meer en betere kennis van het Nederlands bijdraagt tot een meer inclusieve samenleving in onze hoofdstad, met meer kansen voor iedereen. 

Maar klopt dat nog steeds, in het Brussel anno 2022?  Er was en er is in Brussel een groot probleem van werkloosheid, in het bijzonder langdurige werkloosheid. In 2020 werden er in Brussel gemiddeld 88.803 niet-werkende werklozen geteld, onder wie 46.756 mannen en 42.047 vrouwen. Zorgwekkend hierbij is het hoge aantal van 41.269 langdurig werklozen (twee jaar of meer werkloos): 22.108 mannen en 19.162 vrouwen. 

Administratieve tweetaligheid

Worden de kansen op de arbeidsmarkt in Brussel echt groter voor wie het Nederlands beheerst? Vindt men in Brussel een betere job als men de beide landstalen beheerst? Veel Vlamingen hebben deze vraag in het verleden positief beantwoord voor wat de kennis van het Frans betreft. Vele generaties Vlamingen hebben zich ijverig ingezet voor de studie van het Frans, niet alleen uit liefde voor de taal van Molière maar ook om meer kansen te krijgen op de arbeidsmarkt en op te klimmen op de maatschappelijke ladder. Geldt deze redenering ook voor Franstaligen als zij Nederlands leren? 

Ter herinnering. De administratieve tweetaligheid en de hoofdstedelijke functie zijn eigenlijk de bestaansredenen van Brussel als ‘derde gewest’. De grenzen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vallen samen met het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad. Het Vlaamse Gewest is eentalig Nederlands, het Waalse Gewest is eentalig Frans (met de nodige voorzieningen voor de Duitstaligen). Binnen Brussel-19 zijn economie, cultuur, sociaal leven enz. in de praktijk meertalig. Naast het Nederlands en het Frans spelen ook ander talen een rol, in het bijzonder het Engels voor de internationale instellingen, naast de belangrijkste moedertalen van de nieuwkomers. 

Wetenschappelijk onderzoek

Is er voor de Franstaligen en de nieuwkomers dan nog een motivatie om Nederlands te leren? Rudi Janssens (VUB en BRIO), helaas in 2021 overleden, heeft een zgn. taalbarometer samengesteld. Deze leert dat het belang van het Nederlands in het Brusselse stadsweefsel groeit, maar dat tegelijk de kennis van het Nederlands achteruitgaat bij de afgestudeerden van het Franstalig onderwijs. 

De trouwe lezers van deze rubriek weten dat het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA) een van mijn geliefde bronnen is voor statistische kennis over Brussel. BISA heeft de problematiek van de arbeidsmarkt grondig laten bestuderen en heeft hiervoor een beroep gedaan op de bollebozen van het Federaal Planbureau. De auteur van de studie, Antoine Dewatripont, heeft twee onderzoeksvragen behandeld: (1) vanaf welk kennisniveau is het Nederlands nuttig voor de beroepsintegratie van Franstalige werkzoekenden? (2) Hebben sommige groepen Franstalige werkzoekenden meer baat bij dit kennisniveau van het Nederlands dan andere? 

Het onderzoek is van hoge kwaliteit maar, zoals de auteur zelf toegeeft, is er ook een beperking: in de doelgroep zijn enkel de Franstalige werkzoekenden met de Belgische nationaliteit opgenomen. Wij moeten natuurlijk hiermee rekening houden bij het trekken van conclusies. Om de nodige informatie te verzamelen kon de auteur gebruikmaken van de administratieve databank van Actiris, de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling. 

©rtbf

Vier belangrijkste bevindingen

Beste lezer(es), ik bespaar u de methodologische en statistische finesses. De liefhebbers kunnen de studie (*) zelf downloaden bij het BISA of het Federaal Planbureau. Wij citeren de vier belangrijkste bevindingen. 

  1. Een eerste, duidelijke bevinding is dat de kennis van het Nederlands een belangrijke factor is voor de beroepsintegratie. Anders uitgedrukt: een  grotere kennis van het Nederlands vergroot voor de Brusselaar de kans om een baan te vinden. Het helpt de werkzoekende niet alleen om een baan te vinden in Brussel zelf maar ook in Vlaanderen. Wij willen er wel op wijzen dat het statistisch onderzoek niet toelaat om te bepalen of er een oorzakelijke band is (van kennis van het Nederlands naar beroepsintegratie dan wel van beroepsintegratie naar de kennis van het Nederlands). Er wordt wel een zgn. correlatie aangetoond. Dat betekent dat kennis van het Nederlands en beroepsintegratie gewoonlijk samengaan. Om de oorzakelijke band te kunnen vaststellen zou men de evolutie doorheen de tijd moeten kunnen volgen.          
  2. Een tweede bevinding is dat alle profielen of studieniveaus van werkzoekenden hun kansen op het vinden van een baan vergroten bij het verhogen van hun kennis van het Nederlands.                             
  3. Voor de derde bevinding wordt een onderscheid gemaakt tussen de beroepssectoren. Een gemiddeld of hoog kennisniveau van het Nederlands is vooral van belang voor het vinden van een baan in de verkoop, de beveiliging of een openbaar bestuur. Opvallend is dat deze kennis minder belangrijk wordt geacht in de textielsector en de horeca. Wat dit laatste betreft verwijst men  naar het gegeven dat talenkennis in deze sector vooral belangrijk is voor het zaalpersoneel en minder voor het keukenpersoneel.    
  4. Ten slotte wijst het statistisch onderzoek dat vooral vrouwen en inwoners van (kans-)arme wijken, de zgn. arme sikkel, werk zoeken in sectoren waar de kennis van het Nederlands belangrijk is. Dat wil zeggen dat vooral deze groepen hun kansen kunnen vergroten door deze kennis te verwerven.    

Besluiten en aanbevelingen

Dat brengt ons bij de besluiten en aanbevelingen die uit deze studie kunnen getrokken worden. 

  1. Het beleid heeft er alle belang bij om te streven naar een minimaal basisniveau van het Nederlands bij alle werkzoekenden en hiervoor de nodige ondersteuning te bieden. Het is een positief signaal dat de Brusselse regering binnen haar budget voor het herstelplan een bedrag van 30 miljoen euro voorziet voor het verbeteren van de digitale en taalvaardigheden van de werkzoekenden. Nu alvast ervoor zorgen dat het geld goed besteed wordt. Om de kostprijs van intensieve programma’s onder controle te houden is het aangewezen zich vooral te richten op de groepen die het grootste belang hebben bij de kennis van het Nederlands.                             
  2. De studie richtte de focus op Franstalige werkzoekenden met de Belgische nationaliteit. Het is zeker aan te bevelen om de methodologie van dit onderzoek ook toe te passen op andere groepen werkzoekenden, in het bijzonder de Brusselse werkzoekenden met niet-Belgische nationaliteit.          
  3. Door het onderzoek meermaals uit te voeren op verschillende momenten in de tijd kan men inzicht verwerven in de oorzakelijke banden en kan men meteen de impact van de leerprogramma’s voor het talenonderwijs evalueren. 

Gebrekkige kwaliteit van het onderwijs van het Nederlands

Uiteindelijk komen wij dan terug bij de olifant in de kamer: de gebrekkige kwaliteit van het onderwijs van het Nederlands in het Franstalig onderwijs in Brussel. Uiteraard zijn er goede Franstalige scholen en zijn er uitstekende, gedreven leerkrachten maar zij zijn helaas uitzonderingen. Volgens de taalbarometer van 2018 gaf slechts 8% van de jongeren onder de 30 jaar die in Brussel Franstalig onderwijs hebben gevolgd aan dat zij het Nederlands beheersen. En dat in een stadseconomie waar, volgens Actiris, kennis van het Nederlands en het Frans wordt vereist voor bijna de helft van de vacatures.

   André Monteyne

André Monteyne

Gast auteur Brusselse Post

Kritische beschouwingen

Anglomania,...

In de brievenbussen van mijn gemeente Jette, en waarschijnlijk ook in die van andere Brusselse gemeenten, heeft de firma ‘Kids & Us’ een sierlijk pamflet gedropt met de titel ‘L’anglais à partir de 1 an – English from the age of 1’, dat een immersieprogramma in het Engels voorstelt vanaf ‘babies’ (een tot twee jaar) over ‘Kids’ en ‘Tweens’ tot ‘Teens’ (dertien tot achttien jaar). Het betreft een internationaal taalinstituut gericht op landen waar het Engels niet de moedertaal is. De firma die in Brussel het Nederlands volledig negeert, heeft vestigingen in o.a. Etterbeek, Oudergem (en in de faciliteitengemeente Wemmel!). 

Maar ook in Vlaanderen, o.a. in Waregem, waar de lessen hopelijk wel in het Nederlands gegeven worden. De prijs van de cursussen kon ik niet achterhalen. Het pamflet is illustratief voor de wijze waarop het Engels stilaan de tweede taal van het Brussels Gewest wordt ten nadele van het Nederlands. 

Bis ...

Eenzelfde signaal geeft onze overtalrijke prinselijke familie waarvan de kinderen geen of nauwelijks Nederlands kennen. Joséphine, dochter van prinses Delphine (buitenechtelijke dochter van koning Albert II), liep school in ND des Champs in Ukkel, zal universiteit lopen in Nederland, in het Engels! Zij kent geen Nederlands. De kinderen van prins Laurent liepen school in het Lycée Français Jean Monnet, ook in Ukkel. De kinderen van prinses Astrid studeerden in Londen of Boston, in het Engels dus; het is twijfelachtig of zij Nederlands kennen. Dochter Marie Laura huwde op 11 september onder veel media-tralala in Brussel met een Frans-Britse zakenman; het huwelijk ging door in het Frans; of er traditiegetrouw ten behoeve van het plebs enkele woordjes in de taal van de Belgische meerderheid gesproken werden, heb ik niet gehoord. Enige uitzondering zijn de kinderen van de koning zelf, die opgeleid worden tot troonopvolgers.

Vlaamse feestviering model VRT

Franstalig liedjeszanger uit Oostende wijlen Arno misprees naar eigen zeggen (Bruzz, 06/07/2022) zijn moedertaal. Hij wou wel Nederlandse woorden gebruiken als ze maar obsceen klonken. Dat was zijn goed recht. Maar het lijkt ons ongepast dat TV-journalist Marc Decock de viering van de Vlaamse feestdag in het teken stelt van Arno, wiens liedjes, obscene incluis, hij kort na diens overlijden over de Grote Markt liet galmen. Passend of ironisch, minister Sven Gatz (Open VLD) noemde het VRT-icoon als afscheidsgroet ‘putain’ (hoer) … 

Deel de Brusselse Post op al je sociale media kanalen

Facebook
Twitter
LinkedIn
Pinterest
Telegram
WhatsApp
Email

Meer Brusselse Post

odisee

De Brusselse Post | juli 2022

HAAL HIER EEN PDF VAN DE BRUSSELSE POST OP Louis Paul Boonkring-debat over Brussel Progressieven debatteren over staatshervorming De Brusselse Louis Paul Boonkring organiseerde onlangs

Lees verder »

Deze webstek gebruikt cookies om uw gebruikservaring te optimaliseren.