Een uitgave van het Vlaams Komitee voor Brussel

De Brusselse Post | Oktober 2022

Bernard Daelemans

Bernard Daelemans

Voorzitter Vlaams Komitee voor Brussel

Het Nederlands in meertalig Brussel

De Brusselse minister van meertaligheid, Sven Gatz (Open VLD) schreef een boekje: De toekomst is meertalig. Een aantal stellingen en uitlatingen over overdreven Vlaamse taalassertiviteit van flaminganten en over de ‘achterhaalde’ taalwetgeving zullen de bloeddruk van de klassieke Vlaams-nationalist enigszins aanjagen, maar sommige vaststellingen zijn evidenties.

Volgens de Eritrees-Ethiopische schrijver Sulaiman Addonia is Brussel na Dubai de meest superdiverse stad ter wereld. In Brussel is de autochtone bevolking in de minderheid (ruim 70% van de Brusselaars heeft buitenlandse roots). Bovendien herbergt Brussel twee historische gemeenschappen die ook in de instellingen en de taalwetgeving verankerd zijn. De belangrijkste en meest problematische vaststelling is echter, ook volgens Addonia, dat elke gemeenschap nog te veel in zijn eigen kringetje ronddraait: “Er zijn plekken waar de eurocraten verzamelen, de Vlamingen en de Franstaligen. De vele andere gemeenschappen van immigranten hebben ook allemaal hun vertrouwde plekken. Allemaal eilandjes. Dat was het eerste wat me bij mijn aankomst in Brussel opviel: dat lappendeken van eilandjes”. De schrijver vindt wel dat Brussel als westerse stad negatief afsteekt tegen die andere grootstad, Londen, waar hij als vluchteling belandde.

In de Europese hoofdstad leeft volgens Sulaiman een groter racisme dan in de Britse hoofdstad. “Dat ligt aan het gebrek aan contacten, verbindingen en gedeelde engagementen tussen al die eilandjes die Brussel vormen.”

©Boeken.café

Sven Gatz lijkt de mening toegedaan dat als er meer ingezet wordt op individuele meertaligheid, dit de sociale cohesie ten goede zou komen doordat mensen meer bruggen kunnen slaan naar elkaar. Met zijn beleid beoogt Gatz in de eerste plaats een nieuwe drietaligheid: Nederlands, Frans en Engels. Het Engels is immers de taal die in Brussel een steile opmars maakt, vooral sinds de uitbreiding van de EU naar het oosten in 2004 met de komst van Oost-Europeanen. Met zijn inzet op drietaligheid lijkt Gatz de taal van de globalisering, die toch al in de lift zit, een extra duwtje in de rug te willen geven.

Volgens antropologe Nadia Fadil, die Gatz ook aan het woord laat, kan het Engels in Brussel of in België echter niet zomaar de brugtaal worden voor immigranten of anderen die onvoldoende Nederlands of Frans kennen. “Het Engels is in bepaalde sociale groepen, met name de midden- en hogere klasse, inderdaad een verbindende taal maar dat is het niet binnen andere sociale groepen.” Ook de decaan van de faculteit Letteren van de KU Leuven in Brussel, Lieven Buysse, verdedigt de stelling dat meertaligheid in Brussel niet zozeer meer moet worden gepromoot, maar wel gemanaged. “De overheid en haar intermediairen in de Brusselse regio dienen erover te waken dat elke taal die in Brussel wordt gesproken zijn plaats krijgt, dat het Frans en het Engels niet alle andere talen gaan overheersen en dat Nederlandstaligen die al zo lang thuis zijn in Brussel zich daar in de toekomst ook nog thuis zullen blijven voelen.” 

In zijn uiteindelijke ‘blauwdruk’ pleit Gatz voor een derde meertalig onderwijsnet dat wel verbonden blijft met de twee bestaande Frans- en Nederlandstalige netten. Op het vlak van taalwetgeving pleit hij voor een aanpassing die afstapt van het idee dat alle Brusselse openbare dienstverleners tweetalig zouden moeten zijn en dat voor zij die het wel moeten zijn de taalkennis ook pas ná aanwerving kan worden verworven.

Het Nederlands in stand houden in Brussel blijft nochtans ook voor Gatz belangrijk: “Als de kennis van het Nederlands in Brussel ondermaats wordt of blijft slinken, zullen de Vlamingen zich meer afkeren van die stad waar hun taal uitdooft. Die stad zal vervolgens ook armer worden, aangezien de Vlaamse buur voor Brussel de grootste handelspartner ter wereld is. Daarom is de Nederlandstaligheid als een onderdeel van de grotere meertaligheid voor Brussel nog belangrijker dan voor de andere gewesten.”

Dirk Berckmans

Dirk Berckmans

Bestuurslid Vlaams Komitee voor Brussel

Vraaggesprek met de Brusselse politica Annemie Neyts

Annemie Neyts-Uyttebroeck (Open VLD) werd geboren in Elsene op 17 juni 1944 en bleef haar gehele leven in Brussel wonen. Ze behaalde aan de VUB een licentie Romaanse filologie en een licentie Pers- en Communicatiewetenschappen, waarna ze enkele jaren Frans gaf aan het Koninklijk Atheneum in Zaventem. Nadien was Annemie achtereenvolgens persattaché bij toenmalig minister van justitie Herman Vanderpoorten (PVV - Partij voor Vrijheid en Vooruitgang, nu Open VLD) en adjunct-kabinetschef van de vicegouverneur van de toen nog unitaire provincie Brabant. Vanaf dan zou de politiek haar nooit meer loslaten. Ze was politiek actief op zowel gemeentelijk, gewestelijk, federaal als Europees niveau. Vandaag is Annemie nog steeds lid van het partijbureau van Open VLD. Ook als erevoorzitter van de Liberale Internationale blijft ze actief.

Annemie werd geboren als Anne-Marie Uyttebroeck. In april 1971 huwde ze met Freddy Neyts. Tijdens haar eerste jaren in de politiek tekende ze met Neyts-Uyttebroeck. Na een tijdje kwam er enige verwarring: sommigen wisten niet dat de politica Uyttebroeck en de politica Neyts een en dezelfde persoon was.  Freddy Neyts was in die beginperiode al meer bekend in liberale kringen. Het reclamebureau vond het een beter idee gebruik te maken van een naam met korte lettergrepen en alliteraties. Om al die redenen ging Anne-Marie Uyttebroeck onder de naam Annemie Neyts verder door het politieke leven. 

Welke zijn de realisaties waarop u het meest fier bent?

A.N. Ik noem er slechts enkele, specifiek voor Brussel. Van 1981 tot 1985 was ik staatssecretaris voor het Brusselse Gewest in de federale regering. Dat was dus nog voor de oprichting van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest in 1989. Ik lag toen aan de basis van de twee Brusselse waterzuiveringsstations. Ik heb ook het netelige dossier van de huisvuilverbrandingsoven in Neder-Over-Heembeek ontward en op gang getrokken: het Brusselse huisvuil werd tot dan gedumpt in oude steengroeven van Henegouwen. Binnen mijn bevoegdheden ‘bossen, jacht en visvangst’ heb ik wandelpaden laten aanleggen in het Brusselse gedeelte van het Zoniënwoud en me ook kunnen ontfermen over Neerpede. Een ander belangrijk dossier situeerde zich op het vlak van de huisvesting. Brussel was aan het leeglopen en we hebben met succes campagnes gevoerd: Vlamingen en Walen kwamen terug naar Brussel wonen. Ook hebben we toen de financiën van de sociale huisvesting weer gezond gemaakt. 

Hoe bent u Meter van de Slachthuizen geworden?

Ik had als Nederlandstalig lid van het ‘Brussels ministerieel Comité’ de op het eerste gezicht onbeduidende bevoegdheid voor de slachthuizen. De slachthuizen van Anderlecht – beter gekend als de Abattoir – hadden hun Europese stempel (vergunning) verloren en dreigden ook de Belgische te verliezen. Paul Vanden Boeyenants, voormalig eerste minister en o.a. minister van Middenstand, en Henri Simonet, toen burgemeester van Anderlecht, wilden de terreinen van de slachthuizen gebruiken voor onroerende investeringen. Jean Vander Elst, een goede kennis, was met hart en ziel verknocht aan de slachthuizen en kon het niet verkroppen dat die zouden teloorgaan. Een aantal slachters en groothandelaars was bereid om de vleesactiviteiten te redden. Zo’n 150 geïnteresseerden droegen bij tot het startkapitaal van de nieuwe vennootschap en uit het Brusselse budget werd een renteloze lening toegekend die pas na vijf jaar moest worden terugbetaald. Aldus heb ik de Abattoir kunnen redden; de raad van bestuur van de vennootschap heeft mij hiervoor de titel “Meter van de Slachthuizen” gegeven. Vanuit de privésector heeft de familie Blancke een doorslaggevende rol gespeeld. (Carlos Blancke werd de eerste voorzitter van de NV Slachthuizen en Markten van Anderlecht; zijn schoonzoon Joris Tiebout nam later de voorzittersfakkel over en sinds enkele jaren is dochter Elke Tiebout CEO van Abattoir – n.v.d.r.).  

Daarmee komen we meteen in het woelige communautaire vaarwater terecht waarin u als politica gedurende decennia ook zelf heeft meegezwommen.

A.N. Vóór de splitsing van de toenmalige unitaire partijen CVP, PVV en BSP was politiek Brussel gedomineerd door Franstaligen. Bij de liberalen hadden de Franstaligen van het toenmalige PLP (Parti de la Liberté et du Progrès) het voor het zeggen. Daarom heb ik me nooit bij de PLP willen aansluiten en ben ik via nationaal lid geworden van de PVV. 

Sinds de jaren 80 is de situatie ook helemaal omgeslagen: vroeger sprak men over het ‘FEB’ wanneer men het had over de ‘Fédération des Entreprises de Belgique – Verbond van Belgische Ondernemingen’. Vandaag spreekt men over het VBO. Het belangrijkste element in de verschuiving van de macht is economisch: in Wallonië werden de steenkoolmijnen gesloten maar kwamen er geen nieuwe industrieën in de plaats. Op dat vlak heeft Vlaanderen een totaal andere evolutie gekend. De democratisering van het onderwijs, en in die jaren vooral van het Nederlandstalig hoger onderwijs, heeft ook een grote rol gespeeld. 

Gewaarborgde vertegenwoordiging

Over de partijgrenzen heen ben ik samen met een aantal andere Vlaams-Brusselse politici zoals Vic Anciaux (VU), Hugo Weckx (CD&V) en Lydia De Pauw-Deveen (Socialistische Partij) steeds blijven hameren op de absolute noodzaak van een gewaarborgde vertegenwoordiging voor de Nederlandstaligen in de Brusselse instellingen. In 2000, met Guy Verhofstadt als federaal formateur en mezelf voor de onderhandelingen over Brussel, konden we de basis leggen die tot de gewaarborgde vertegenwoordiging van de Nederlandstaligen in de Brusselse instellingen (parlement en regering) hebben geleid. We hebben wel dus meer dan dertig jaar op deze nagel moeten blijven kloppen. 

Tot de Vlaamse Beweging behoorden ook de drie grote “cultuurfondsen”: het katholieke Davidsfonds, het liberale Willemsfonds en het socialistische Vermeylenfonds. Die verenigingen zijn vandaag nog slechts een schaduw van wat ze ooit zijn geweest. 

A.N. Vroeger hadden die grote cultuurverenigingen de “volksverheffing” als belangrijke doelstelling. Die rol is inmiddels overgenomen door het onderwijs. 

Er wordt vaak gezegd dat de kwaliteit van het onderwijs erop is achteruitgegaan.

A.N. Ik zou dit willen relativeren door te wijzen op het voorbeeld van onze wielrenners: wanneer zij vroeger werden geïnterviewd kwamen ze vaak helemaal niet gemakkelijk uit hun woorden en wat ze vertelden bleef meestal ook beperkt tot het koersgebeuren. Wanneer we vandaag naar wielrenners zoals Wout Van Aert luisteren, horen we een mooi Nederlands en zij kunnen ook over vele onderwerpen meepraten. 

Ik herinner mij uw mooie en geheel vernieuwende campagne ‘Annemie brusselt’ voor de parlementsverkiezingen in 1985. U was toen op de Kamerlijst kandidaat voor het nog niet gesplitste arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde. In 2012 was de splitsing uiteindelijk een feit.

A.N. Voor mij was de splitsing zinvol geweest indien ze in de jaren 60 van de vorige eeuw had plaatsgevonden, na de taalwetten van Arthur Gilson, toenmalig minister van Binnenlandse Zaken. Toen de splitsing er in 2012 dan toch doorkwam, was het nog louter een symbooldossier. Als Vlamingen, en als Brusselse Vlamingen in het bijzonder, heeft de splitsing ons geen winst opgeleverd: vóór de splitsing van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde hadden we in Brussel steeds twee Vlaamse verkozenen; die krijgen we nooit meer terug. Bovendien is de band tussen Brussel en Halle-Vilvoorde verbroken: voor heel wat aspecten was het een verrijking dat de politici van Brussel en Halle-Vilvoorde elkaar goed kenden. Ik heb er ook voor gewaarschuwd: binnen de kieskring Vlaams-Brabant zal het zwaartepunt niet in Halle en ook niet in Vilvoorde maar wel in Leuven liggen. En “pour la petite histoire”: minister Gilson heeft, als Franstalige, de taalwetten uitgevoerd maar dat is hem door de Franstaligen nadien niet in dank afgenomen. 

Hoe kijkt u vandaag naar Brussel?

A.N. Ik heb altijd in Brussel gewoond en woon er vandaag nog steeds zeer graag. Minder positief zijn de loodzware superstructuren die in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest op verschillende niveaus zijn opgezet, met duizenden ambtenaren die door sommige politici dan ook nog eens als hun kiesvee worden gebruikt. Ik ben, in tegenstelling tot sommige andere politici, geen voorstander van het gebruik van het Engels in Brussel. Ik vind officiële overheidscommunicatie in Brussel in het Engels niet kunnen. Het is ook geen typisch Belgisch verschijnsel: de uitbreiding van de Europese Unie heeft tot de dominantie van het Engels geleid, dit onder het goedkeurend oog van de Fransen … 

Karel Adams

Karel Adams

Hoofdredacteur
De Brusselse Post

Noodkreet vanuit het Brussels frontgebied

Een Nederlandstalige inwoner van de Brusselse gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe had in De Standaard (9 maart 2022) een paginagroot artikel gelezen over een mogelijke aanpassing van de taalwet en was terecht uitermate onthutst. De eerste alinea van het artikel komt van de burgemeester van Sint-Lambrechts-Woluwe (Olivier Maingain): “De taalwetten zijn achterhaald.” met aansluitend “Toch zijn velen het met die zin eens.” De tweede alinea lijkt de eerste te ondersteunen: “Als ik beroemd zou willen worden, dan kan ik via de Raad van State Proximus in duigen laten vallen”, grapt Emmanuel Vandenbossche, voorzitter van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht.”

Nochtans is de hele situatie voor de er nog wonende Vlaamsbewuste bewoners helemaal geen grap maar een uitputtend standhouden in een steeds verder verfransende omgeving.   

Dit is wat hij schrijft: 

 “De toestand in Brussel-19 én in de faciliteitengemeenten is voor de Vlamingen DRAMATISCH! De taalwetten worden er niet toegepast en kosten onze Vlaamse gemeenschap al tientallen jaren honderden ambten en bevorderingen. In vele administraties worden Nederlandsonkundige personen onwettig benoemd zodat zelfs hun pensioenen nu (onwettig!) ten laste vallen van de staat. De Vlamingen gaan lopen uit Brussel. Ouderen verkopen hun eengezinswoning met tuin en wijken uit, gaan naar een WZC of RVT in het Vlaamse land, verhuizen en gaan dichter bij hun (klein-)kinderen wonen of … overlijden. Er is bijna geen Vlaamse jeugd meer! Als oud-directeur van een Vlaamse basisschool in Sint-Lambrechts-Woluwe weet ik dat men al heel blij is wanneer er in elke klas nog één kind is uit een homogeen Vlaams gezin!

De intellectuele Franstaligen sturen hun kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs uit opportunisme en omdat daar veel minder vreemdelingen zijn en omdat de Vlaamse leerkrachten AL het mogelijke doen om het peil toch nog zo hoog mogelijk te houden! Hoeveel leerkrachten en directies wonen trouwens nog in Brussel-19 of in de nabije omgeving en leven nog mee in (wat er rest van) de Vlaamse gemeenschap? Wat is het peil van het onderwijs in de Franstalige scholen? 

De CVP was indertijd zo naïef geen sancties te voorzien voor de toepassing van de taalwetten. Zie waar dat nu ons gebracht heeft! In Québec zou het niet waar zijn. Waarom hier niet? Het Engels wordt meer en meer onwettig gebruikt. Als men er dan toch een derde taal zou willen aan toevoegen in Brussel, dan zou dat de derde officiële taal, het Duits, moeten zijn. Dit kan zo niet voortgaan! En de Nederlanders, die hier zo graag het Frans willen oefenen, moeten eerst ondervinden dat hier echt van slechte wil sprake is! Help!” (J. en R. De Vocht-Leveugle). 

Deel de Brusselse Post op al je sociale media kanalen

Facebook
Twitter
LinkedIn
Pinterest
Telegram
WhatsApp
Email

Meer Brusselse Post

odisee

De Brusselse Post | juli 2022

HAAL HIER EEN PDF VAN DE BRUSSELSE POST OP Louis Paul Boonkring-debat over Brussel Progressieven debatteren over staatshervorming De Brusselse Louis Paul Boonkring organiseerde onlangs

Lees verder »

Deze webstek gebruikt cookies om uw gebruikservaring te optimaliseren.