Een uitgave van het Vlaams Komitee voor Brussel

De Brusselse Post | mei 2022

Bernard Daelemans

Bernard Daelemans

Voorzitter
Vlaams Komitee voor Brussel

Onbegonnen werk om OCMW’s echt tweetalig te maken

Een twintigste OCMW voor Nederlandstalige Brusselaars?

Het Vlaamse socialistische OCMW-raadslid uit Anderlecht Fahim De Leener pleit voor een 20ste OCMW in Brussel, een OCMW voor de Nederlandstalige Brusselaars. De dienstverlening voor Nederlandstaligen is in de Brusselse OCMW’s immers ondermaats. En het aantal Nederlandstaligen dat op het OCMW een beroep moet doen, wordt onderschat, zegt hij.

Motor van de verfransing

In Brussel staat ‘Flamand’ vandaag de dag niet noodzakelijk voor ‘Nederlandstalig’ maar wel voor iemand die het gemaakt heeft, die mee is met de modetrends, enz. Toch klopt dat beeld niet helemaal, benadrukt Fahim De Leener in een interview met Bruzz, de Nederlandstalige stadskrant van Brussel. Zo zijn er bijvoorbeeld nieuwkomers die een Nederlandstalig inburgeringstraject hebben gevolgd. Ze spreken niet altijd goed Frans en moeten dan vaststellen dat het moeilijk is bij het OCMW in het Nederlands geholpen te worden.

Taaldiscriminatie

Zonder schroom neemt De Leener het woord ‘taaldiscriminatie’ in de mond. “Natuurlijk ben ik voorstander van één groot, perfect tweetalig OCMW in Brussel. Maar ik zie dat nog niet zo snel gebeuren. Dat proberen we al dertig jaar. Er is de vicegouverneur, de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, maar die hebben ons nog geen stap vooruitgeholpen om de taaldiscriminatie uit de wereld te helpen.”

Een 20ste Nederlandstalig OCMW oprichten is wettelijk niet zo gemakkelijk te realiseren. Maar het kan bijvoorbeeld gefinancierd worden via een 20/80 verhouding die op verschillende andere vlakken gebruikelijk is in Brussel, dus 80% voor de Franstalige OCMW’s en 20% voor het Nederlandstalige OCMW.

Motor van de verfransing

Het is juist omdat de meeste van de 19 Brusselse gemeenten in het verleden de Vlamingen op cultureel vlak verwaarloosden, dat de NCC (Nederlandse Commissie voor Cultuur) in 1972 werd opgericht, de voorloper van de huidige VGC (Vlaamse Gemeenschapscommissie), die als uitdrukkelijke opdracht had als gemeentevervangende overheid voor de Vlamingen op te treden en het – in die tijd zeer sterke – Vlaamse verenigingsleven te ondersteunen. 

Die NCC heeft de impuls gegeven aan de 22 Vlaamse gemeenschapscentra, de Nederlandstalige bibliotheekwerking en een Nederlandstalig sociaal-cultureel beleid.

Een ander voorbeeld is het universitair ziekenhuis van de VUB. Het is overigens precies om die reden dat men in het staatshervormingsproces het concept ‘persoonsgebonden materies’ heeft uitgedacht. Gezondheidszorg en welzijn zijn immers geen ‘culturele aangelegenheden’ maar wel sterk taalgebonden.

Band met Vlaanderen versterken

Het voorstel van Fahim De Leener lijkt in dezelfde richting te gaan. Hij benadrukt zelfs: “Een bijkomend voordeel is dat de band met Vlaanderen versterkt kan worden”. De Leener lijkt als OCMW-mandataris voor One Brussels/Vooruit tegen de stroom in te gaan, want in de jongste jaren willen de progressieve partijen juist de ‘apartheid’ binnen Brussel bestrijden en ‘taalmuren’ slopen. Dat heeft onder meer geleid tot de gedwongen fusie van de Vlaams-Brusselse Huisartsenkring met de Franstalige collega’s, die nu samen wachtdiensten organiseren waarbij heden niet meer kan worden gegarandeerd dat de zorgzoekende bij een Nederlandstalige dokter van wacht terechtkan. De Leener doet dit ‘pragmatisch voorstel’ om het debat aan te zwengelen. Dat debat lijkt ons in ieder geval de moeite waard.

Brussel is een belangrijke toegangspoort voor vluchtelingen.

Merkwaardige Brusselse cijfers

Elke oorlog veroorzaakt vele vormen van menselijk leed, niet het minst het vluchtelingenleed. Brussel ligt weliswaar centraal in het land en vluchtelingen komen langs een grens, maar in de praktijk is Brussel meer dan de grenssteden een belangrijke toegangspoort voor wie als vluchteling hier bescherming komt zoeken.

Wie wordt vluchteling?

Men wordt vluchteling omdat men zich niet veilig voelt of bedreigd wordt of omdat men actief verjaagd wordt uit het eigen land. In de zestiende en zeventiende eeuw hebben vele (overwegend protestantse) landgenoten de Zuidelijke Nederlanden moeten verlaten onder druk van het Spaanse bewind. In de Tweede Wereldoorlog werd heel continentaal Europa bezet door de Duitse legers. Landgenoten die naar Frankrijk gevlucht waren, keerden reeds in 1940 terug. Wie naar het Verenigd Koninkrijk vluchtte (zoals de toenmalige regering) bleef er tot het einde van de oorlog. Vooral in de twintigste en eenentwintigste eeuw waren er grote ‘inkomende’ vluchtelingenstromen van mensen die hier veiligheid en bescherming zochten. Wij denken bijvoorbeeld aan de Armeniërs die na de Eerste Wereldoorlog naar ons land kwamen. De Armeniërs werden gevolgd door de tegenstanders van Franco tijdens en na de Spaanse burgeroorlog (jaren dertig). Na de Tweede Wereldoorlog kwamen nieuwe, talrijke groepen uit de hele wereld: mensen uit de landen uit het Sovjetblok op de vlucht voor de dictatuur, repressie en militair geweld, Chilenen op de vlucht voor de Pinochet-dictatuur, Koerden, Syriërs, Afghanen, Tibetanen, Eritreeërs … Helaas is de lijst niet volledig.

Conventie van Genève van 1951

De bovenstaande overwegingen mogen niet beletten dat wie bescherming nodig heeft die dan ook daadwerkelijk moet krijgen. De webstek van het Agentschap Integratie en Inburgering van de Vlaamse overheid verwijst naar de definitie volgens de Conventie van Genève van 1951: “Een vluchteling is elke persoon die zich buiten het land waarvan hij de nationaliteit heeft, of indien hij geen nationaliteit heeft, buiten zijn land van herkomst bevindt, en die de bescherming van dat land niet kan of wil inroepen omdat hij vreest voor vervolging omwille van zijn ras, zijn religie, zijn nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep, of zijn politieke overtuiging.”

Vluchtelingen en verzoekers om internationale bescherming

Wanneer iemand als vluchteling aankomt in een ander land en erkenning zoekt, dan moet hij of zij zich aanmelden bij de bevoegde overheid. In ons land gebeurt dat in de praktijk via de asielprocedure. De webstek van het Vlaams Agentschap definieert de asielzoeker als volgt: ”Een persoon die een verzoek indient om in een land te verblijven, omdat hij of zij het eigen land is ontvlucht. Het gaat om iemand die een verblijf vraagt, maar nog niet heeft verkregen. Het verzoek wordt onderzocht tijdens de asielprocedure. Sinds 22 maart 2018 wordt in de Belgische wetgeving een nieuwe terminologie gebruikt. De term asielzoeker werd vervangen door ‘verzoeker om internationale bescherming’ (VIB).” Deze internationale bescherming kan bestaan in een erkenning als vluchteling volgens het Verdrag van Genève uit 1951 (Vluchtelingenverdrag) of een toekenning van subsidiaire bescherming.

Federaal agentschap Fedasil

In ons land is het federaal agentschap Fedasil bevoegd voor de opvang van asielzoekers en voor het traject van de erkenningsprocedure. Fedasil krijgt hiervoor de nodige financiële middelen. De webstek van Fedasil leert ons dat het agentschap in 2019 beschikte over een totaal van € 419.454.624 aan inkomsten, waarvan een federale dotatie van € 410.707.000 en een bijdrage van de Europese fondsen voor € 6.568.871.

Asielprocedure

De aanvraag en registratie gebeurt doorgaans in het aanmeldcentrum in Brussel (het Klein Kasteeltje). De Dienst Vreemdelingenzaken onderzoekt of België dan wel een ander land verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek (het zg. Dublin-onderzoek). De beslissing om internationale bescherming wordt genomen door het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS). Als de verzoeker niet akkoord gaat met de beslissing van het CGVS, mag hij/zij beroep aantekenen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV). Er is nog een mogelijkheid om een cassatieberoep in te dienen bij de Raad van State. In het geval hij uitgeprocedeerd is, krijgt de verzoeker een bevel om het grondgebied te verlaten.

Wie wordt erkend als vluchteling?

Wanneer is men niet alleen feitelijk maar ook officieel vluchteling? Sommigen zijn voortvluchtig omdat zij problemen hebben met het gerecht of zijn op de vlucht voor een zakelijk of familiaal conflict. Soms is er zelfs infiltratie van groepen vluchtelingen door (handlangers van) de regimes of de aanvallers waarvoor zij net vluchten. Soms zijn er mensenhandelaars in het geding. Bovendien is ook niet iedereen die van het ene land naar het andere land verhuist of moet verhuizen een vluchteling. Mensen verhuizen wel eens naar een ander land omdat zij er een betere (economische) toekomst kunnen opbouwen of wegens de liefde. Soms gaan mensen vrijwillig in ballingschap om persoonlijke redenen zonder daarom op de vlucht te zijn.

Vluchten kan niet meer, ‘k zou niet weten hoe

Vluchten kan niet meer, ‘k zou niet weten waar naar toe

Hoe ver moet je gaan

De verre landen zijn oorlogslanden

Veiligheidsraadvergaderingslanden, ontbladeringslanden, toeristenstranden

Hoe ver moet je gaan

Vluchten kan niet meer

 

(Jenny Arean en Frans Halsema)

Integratie in de samenleving

Anders dan in sommige landen zijn er hier geen vluchtelingenkampen. Wel worden de kandidaten in de eerste fase van de procedure opgevangen in zg. collectieve opvangcentra. De webstek van Fedasil leert ons dat (cijfers van 1 april 2022) 28.607 personen worden opgevangen. In totaal zijn er 87 collectieve opvangcentra, verspreid over het hele land. Fedasil beheert 34 centra. Het Franstalig Rode Kruis beheert 24 collectieve centra, waarvan 2 in Brussel (Jette en Ukkel). Het Rode Kruis Vlaanderen beheert er 18. Één hiervan is gevestigd in Brussel-Stad (Foyer Selah). Samusocial beheert drie collectieve centra (Etterbeek, Koekelberg en Molenbeek). De overige acht worden beheerd door diverse organisaties maar zijn alle gevestigd in het Vlaamse of Waalse Gewest. Alles samen zijn er dus 11 van de 87 collectieve opvangcentra, waaronder het belangrijke Klein Kasteeltje, gevestigd in een van de 19 Brusselse gemeenten.

Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS)

Zoals eerder gemeld beslist het CGVS als onafhankelijke instantie uiteindelijk over het al dan niet toekennen van een statuut aan een kandidaat vluchteling. Hun webstek vermeldt dat er in februari 2022 2290verzoekers om internationale bescherming waren in België. Zo waren in 2021 de belangrijkste herkomstlanden van verzoekers om internationale bescherming Afghanistan, Syrië, Palestina, Eritrea en Somalië. Eveneens in 2021 waren 72,4% procent van de verzoekers mannen t.o.v. 27,6% vrouwen.

Oekraïne

Vandaag is de context al sterk veranderd en wij weten maar al te goed waarom. De webstek van Sammy Mahdi, de bevoegde staatssecretaris, vermeldt op 7 april 2022: “Tot op heden zijn er 29.752 attesten afgeleverd aan mensen op de vlucht uit Oekraïne. 98 procent daarvan is Oekraïner, amper 2 procent (602 personen) heeft een andere nationaliteit dan de Oekraïense. Het gaat voornamelijk om familieleden bij een Oekraïner.”

Jan Degadt

Jan Degadt

 

 

 

 

Door de belangrijke functie van het Klein Kasteeltje in de registratie en opvang van asielzoekers en vluchtelingen speelt ook Brussel een grote rol in het federale asiel- en vluchtelingenbeleid. Na de erkenningsprocedure worden de erkende en beschermde vluchtelingen geografisch verspreid en opgenomen in de samenleving. Ook Vlaanderen en Wallonië en de lokale besturen nemen hier een deel van de verantwoordelijkheid op zich.

Monddoekjes

En doeksken op, en doeksken af, (bis)
ik kan er nemi on oeët
‘k verstôn dôvan gien floeët:
ik luup ee de gielen dag mè ’n doekske vui maaine mond
dèn blaaif  ekik zeikes nog lang corona gezond
en doeksken op, en doeksken af, (bis)
ge vroogt aa af wôvui?
ik wër zuu zot as ën dui.

Corona op, corona af,  (bis)
altaaid ne neuve variant
das vriedig ambetant
me weurre ee weial en stoemelings baa den bok gezet
en me vloeken allemô op de Grieksen alfabet
ë vloeksken ee, ë vloekske dô, (bis)
ik mag ni oeët maa kot
ik vloek maan eige kapot.

Vanden broeksken op, Vanden broeksken af, (bis)
ik zeen op maainen teivei
altaaid dezëlfste pei
den iene ki eit em zëlf ën doekske ouver zaan kin
nen andre ki kraaigt alleman nen toek op zaan cabine
ën toeksken ee, ën toekske dô, (bis)
zedde zeek ès ‘t aa aaige fout
ei eid altaaid ’t leste woud.

En doeksken op, en doeksken af, (bis)
dad aaft naa nuut ni op
’t kost d’ uure van onze kop
ze smaaite mè ‘t geld rond  gelak nen echte saint-Nicolas
en mè aa prikske  kraaigde ë koekske mè sjokola
ë koeksken ee, ë koekske dô, (bis)
ze weite ni wa ze dôn
ze speile mè onze pôn

Deel de Brusselse Post op al je sociale media kanalen

Facebook
Twitter
LinkedIn
Pinterest
Telegram
WhatsApp
Email

Deze webstek gebruikt cookies om uw gebruikservaring te optimaliseren.