Een uitgave van het Vlaams Komitee voor Brussel

De Brusselse Post | juni 2022

Foto van Bernard Daelemans

Bernard Daelemans

Voorzitter
Vlaams Komitee voor Brussel

Toch niet van Frans over Vlaams en Nederlands naar Engels?

Beknopte geschiedenis van de taalstrijd in het Vlaamse onderwijs

In dit nummer brengen we jullie vandaag de laatste bijdrage over taal en onderwijs in de ICEC-landen, nl. die over Vlaanderen. Leraar Bernard Daelemans schreef dit artikel uitzonderlijk op vier bladzijden en in een coproductie met De Brusselse Post. Je vindt dus deze maand geen editoriaal van hem terug. De teksten worden besproken op het ICEC-gebeuren (zie p. 10 en 11). Volgende maand gaat deze reeks verder met niet ICEC-landen.

1830: Frans de enige staatstaal

Een kleine tien jaar nadat de Belgische onafhankelijkheid werd uitgeroepen (op 4 oktober 1830) en het Frans ‘in naam van de vrijheid’ de enige staatstaal was geworden, stak de Vlaamse Beweging de kop op met haar eerste politieke eisen, in de vorm van een aantal petitionnementen’, afkomstig van Gentse, Leuvense en Antwerpse flamingantengroepen. Ze eisten dat de provincieraden in Vlaanderen in het Vlaams zouden beraadslagen, dat de Rijksadministratie de taal van de burgers en van de gemeenten zou gebruiken, dat recht zou worden gesproken in de taal van de rechtsonderhorigen, dat er een Vlaamse Academie zou komen en dat aan de Gentse universiteit en andere rijksscholen het ‘Nederduyts’ op gelijke voet met het Frans zou worden gesteld.

Het zou een lange lijdensweg worden eer al die zaken ook werkelijkheid werden. Pas een halve eeuw later zouden de eerste stappen worden gezet en een volledige vernederlandsing van het Vlaamse land zou zelfs meer dan honderd jaar op zich laten wachten. In deze bijdrage bekijken we hoe het met de vernederlandsing van het onderwijs is gelopen. De taalstrijd in het onderwijs werd doorkruist door de schoolstrijd tussen confessionele en seculiere bewegingen. Dat wil zeggen dat de katholieken binnen hun onderwijsnet en de vrijzinnigen in het openbare onderwijs een parallelle strijd voerden, al werd die breuklijn bij wijlen wel overstegen.

Het zou een lange lijdensweg worden.

Onder Oostenrijkers, Fransen en Nederlanders

In 1914 was België een van de laatste landen van West-Europa die de leerplicht voor kinderen van 6 tot 12 jaar invoerden. In Duitsland bestond de leerplicht al sinds 1850 in alle deelstaten. Lager onderwijs was tot in de 18de eeuw vooral een kerkelijke aangelegenheid. Het was voornamelijk godsdienstonderricht dat meestal in de volkstaal geschiedde. In de meeste dorpen bestonden parochiescholen maar in een aantal steden (zoals in Brugge en natuurlijk in Brussel) waren er wel Franse kostscholen, aangezien het prestige van het Frans groot was bij de Vlaamse middenklassen.

Reeds onder het Oostenrijkse bewind en zeker onder het Franse Keizerrijk en ten tijde van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden wilde de overheid meer invloed krijgen op het onderwijs en de monopoliepositie van het kerkelijk onderricht doorbreken en zelfs vervangen door een staatsmonopolie. Het Franse bewind wilde vanzelfsprekend ook zijn taal en ‘republikeinse waarden’ via openbaar onderwijs verspreiden maar botste op de realiteit van het eentalige katholieke Vlaanderen en een aversie tegenover de Franse bezettingsmacht. Het gevolg was dat het analfabetisme in die periode nog toenam.

Het Nederlandse bewind wilde het Nederlands als nationale taal promoten. De belangrijkste realisatie hier was de oprichting van een Rijksnormaalschool in Lier, waar onderwijzers in het Nederlands werden geschoold. Koning Willem I liet ook Rijksuniversiteiten oprichten in Gent, Leuven en Luik maar de voertaal was daar Latijn. Alles bij elkaar bleef het lager onderwijs meestal in het Nederlands verlopen, behalve dat er ook Franse les werd gegeven om voor te bereiden op (Franstalig) middelbaar onderwijs. Het beleid van koning Willem zorgde wel voor een kwalitatieve verbetering van het lager onderwijs en een professionalisering van het onderwijzersambt.

De strijd om de vernederlandsing loopt moeizaam

De taalstrijd ontspon zich dus in de tweede helft van de negentiende eeuw voornamelijk rond de vernederlandsing van het middelbaar en hoger onderwijs. Het was een strijd die vooral gevoerd werd tussen de Vlaamse Beweging en de Fransgezinde burgerij van Vlaanderen, de franskiljons.

Aangezien België aanvankelijk geen democratie was (het kiesrecht was beperkt tot de 0,5% meest vermogenden), en aangezien de maatschappelijke bovenlaag ook in Vlaanderen het Frans als cultureel superieur beschouwde, verliep de strijd om erkenning van het Nederlands als cultuurtaal, bestuurstaal en onderwijstaal zeer moeizaam. Ook de middenklassen hadden ontzag voor het Frans. ‘Behoudens enkele uitzondering werd na 1830 het middelbaar onderwijs overal verfranst’. Weliswaar bepaalde de wet dat er vanaf 1850 ook een vak moedertaal moest worden gegeven maar dat gebeurde lang niet overal en meestal werd dit ook in het Frans gegeven!

1883: een voorzichtig begin maar een kerkelijk ‘non’

Pas in 1883 kwam de eerste onderwijswet tot stand die onder impuls van een aantal Vlaamsgezinde kamerleden ook taalbepalingen opnam. Die wet maakte het verplicht om vijf vakken – waaronder het Nederlands – in het Nederlands te geven. Belangrijk was dat de wet ook de oprichting van normaalscholen gebood, om leerkrachten op te leiden die ook in het Nederlands zouden kunnen lesgeven.

Zoals steeds met taalwetten in ons land, werd ook aan deze wet in ongelijke mate – en op sommige plaatsen maar schoorvoetend en mondjesmaat gevolg gegeven. Ze werd beter toegepast in het officieel onderwijs dan in de katholieke scholen. Bovendien maakte de wet het mogelijk om ‘simultaan’ in het Frans en het Nederlands les te geven. Het voornaamste gevolg van de wet was dat er toch ruimte voor het Nederlands in het middelbaar onderwijs was gekomen, dat er betere spraakkunsten en literatuurbloemlezingen begonnen te circuleren, met liefde en toewijding opgesteld door Vlaamsgezinde literatoren en leraars.

Voor de Vlaamsgezinden was dit alles te weinig en ze zetten druk op de kerkelijke hiërarchie om verder te gaan in de vernederlandsing van het onderwijs maar de tegenstand was groot. Het was kardinaal Désiré-Joseph Mercier zelf die in 1900 in zijn ‘instructions’ voor het katholieke onderwijsnet duidelijk maakte dat het Nederlands niet als een echte cultuurtaal kon worden beschouwd. Alleen een ‘internationale’ taal als het Frans was geschikt voor wetenschapsbeoefening.

Beterschap vanaf 1910

Een nieuwe wet uit 1910 zorgde ervoor dat het systeem van simultaan lesgeven in het Frans en het Nederlands werd afgeschaft. Voor toegang tot de universiteit werd het behalen van een middelbaar diploma mét een aantal Nederlandse vakken een vereiste. Deze wet werd bovendien veel beter toegepast dan de wet van 1883.

Intussen vond een radicalisering plaats van de Vlaamse Beweging, die steeds meer ging ijveren voor een volledige vernederlandsing van het middelbaar én het hoger onderwijs. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was door het trauma van de frontsoldaten de Vlaamse Beweging uitgegroeid van een elitaire beweging tot een massabeweging. De invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht na de Eerste Wereldoorlog zorgde er ook voor dat de stem van de brede Vlaamse volksmassa’s belangrijk werd. Zonder dat er nieuwe wetswijzigingen kwamen, werd het minimale lespakket in het Nederlands op de middelbare school uitgebreid tot 1/3 en later zelfs tot 2/3 van de vakken.

1932: eindelijk volledig middelbaar onderwijs in het Nederlands

Uiteindelijk zou een nieuwe wet in 1932 het middelbaar onderwijs volledig vernederlandsen hoewel er voorlopig nog Franstalige afdelingen zouden bestaan. Die taaleilanden zouden mettertijd verdwijnen. Er waren ook Vlaamse taaleilanden in Wallonië. De wet bepaalde dat de streektaal de onderwijstaal moest zijn. Maar in het officieel tweetalige gebied Brussel was het de moedertaal die in principe de onderwijstaal moest zijn. Toch was er in de hoofdstad heel veel weerstand van de inrichtende machten tegen de oprichting van Vlaamse klassen en ook wilden veel Vlamingen in Brussel hun kinderen liever in het Frans laten studeren. De verfransing van Brussel bereikte haar hoogtepunt in het interbellum en de grote meerderheid bleef haar kinderen naar Franstalige scholen of afdelingen sturen.

Heel wat anderstaligen volgen Nederlandstalig onderwijs in Brussel.

Van vrees tot succes in Brussel

In de jaren 1970 werd zelfs gevreesd dat het Nederlandstalig onderwijs in Brussel helemaal zou doodbloeden, zeker toen de wet werd gewijzigd zodat de ‘vrijheid van het gezinshoofd’ werd ingevoerd. Daarbij kon het gezinshoofd, los van de feitelijke moedertaal, beslissen in wel welk taalregime zijn kinderen onderwijs zouden volgen. Gevreesd werd dat dit de genadeslag zou vormen maar het tegenovergestelde is gebleken. Geleidelijk begonnen er juist meer en meer Franstaligen hun kinderen naar de Vlaamse scholen te sturen.

Ondanks de internationalisering van Brussel blijkt het Nederlandstalig onderwijs steeds meer wervingskracht te hebben en heeft het vandaag de dag een marktaandeel van rond de 25% van de leerplichtige kinderen. De economische opgang van Vlaanderen heeft daar natuurlijk een grote rol in gespeeld.

Hoe verliep het in het hoger onderwijs?

Wat het hoger onderwijs betreft, verliep de strijd analoog. Zowel de Rijksuniversiteit van Gent als de Vrijzinnige universiteit van Brussel en de Katholieke universiteit van Leuven bleven Franstalig in de hele 19de eeuw, behalve dat de wet na verloop van tijd toch bepaalde dat in de faculteit rechten wel enkele vakken in het Nederlands moesten worden gegeven. Magistraten en advocaten gingen uiteindelijk ook over rechtspraak voor het gewone volk, dat geen Frans sprak.

Aan het begin van de 20ste eeuw ging de eis om de vernederlandsing van de Gentse universiteit centraal staan. Er werd weer mondjesmaat aan gesleuteld met enkele vakken die werden gesplitst . Dit gebeurde ook in Leuven en in Brussel. Het was uiteindelijk de Duitse bezetter die de Gentse universiteit (kortstondig van 1917 tot 1918) vervlaamste maar koning Albert beloofde na de oorlog toch dat het hoger onderwijs zou worden vernederlandst. Dat gebeurde uiteindelijk pas in 1932. Het ging dan wel om een volledige vernederlandsing.

De KU Leuven bleef echter tweetalig en aan de ULB werden de Vlamingen stiefmoederlijk behandeld. Pas in de jaren 1960 werden zowel de KUL als de ULB gesplitst. De Franstalige UCL verhuisde dan vanaf 1970 naar Louvain-La-Neuve in Waals-Brabant en in dat jaar kreeg de VUB in Brussel ook haar eigen rechtspersoonlijkheid en kon ze haar campus in Etterbeek uitbouwen.

Na de strijd voor het Nederlands, nu tegen het Engels?

In de jongste decennia is echter de druk om het Engels meer plaats te geven in het hoger onderwijs zeer sterk toegenomen. Zeker in Nederland is het hek helemaal van de dam: daar zijn verschillende universiteiten volledig verengelst en in de meeste universiteiten zijn meer dan de helft van de opleidingen in het Engels. Dit is een vrij uitzonderlijke toestand die men nergens anders in Europa aantreft.

In Vlaanderen blijft er een wettelijke rem staan op het organiseren van opleidingen in het Engels. Op het bachelorniveau is dit beperkt tot 18,33% van de vakken, op masterniveau mag maximaal de helft van de vakken in een andere taal dan het Nederlands worden gegeven.

In het Europees Parlement zijn 24 talen wettelijk erkend

Anglomanie in de Europese Unie

De zetel van de Europese Commissie en van een van beide ’Europese Parlementen’ staan in Brussel. Vroeger spraken EU-topambtenaren en zeker de voorzitters van de Europese Commissie op persconferenties, officiële vergaderingen, enz. Frans, wat meestal ook hun moedertaal was.

Ursula von der Leyen houdt haar officiële toespraken in het Engels. Na de BREXIT is Engels nochtans alleen officiële (tweede) taal in twee kleine lidstaten: Ierland en Malta; haar moedertaal is echter Duits, officiële taal in Duitsland en Oostenrijk, tweede of regionale taal in België, het Groothertogdom Luxemburg, Denemarken, Italië; Duits is de meest gesproken taal in de EU. Volgens sommigen is het Engels nu eenmaal de lingua franca. Maar dit is geen wet van Meden en Perzen en deze ‘wet’ wordt dan ook best niet nagevolgd. (zie hierna). Hoe dan ook, bij ons weten is het taalgebruik in de Europese Commissie wettelijk niet geregeld.

.

Orwelliaanse staat

Daarentegen zijn in het Europees Parlement 24 talen wettelijk erkend en kan elke afgevaardigde de taal van zijn/haar lidstaat gebruiken. Maar ook wanneer Frau von der Leyen het Europees Parlement toespreekt, doet zij dat in het Engels. Waarom? Wij kunnen alleen maar gissen dat de gewezen Bundeswehr-minister het typisch Duitse schuldgevoelen draagt voor wandaden die gebeurden toen zij nog niet was geboren.

Toegegeven, ook sommige EU-parlementsleden spreken in de vergadering Engels, alhoewel zij beschikken over goedbetaalde tolken. De liberaal Guy Verhofstadt is daar een goed voorbeeld van. Is dat ijdelheid? Of spelen meer sinistere motieven mee en verwerpen zij de rijke diversiteit aan talen, culturen en volkeren die ons continent zo uniek maakt in de wereld? Als de eenheidsworst die zij voorstaan ooit bewaarheid wordt, zijn we maar een stap verwijderd van een orwelliaanse staat(,) waar een onzichtbare ambtenarij de burgers naar haar technocratische regels bestuurt zonder rekening te houden met de diverse eigenheden. Dan verliest Europa zijn ziel.*

Anglomanie ook in Brussel

Dat de taal van de duizenden EU-ambtenaren een weerslag heeft op het taalgedrag in de zogenaamde hoofdstad van Europa is overduidelijk. Wie door Brussel loopt, valt het op hoezeer het straatbeeld beheerst wordt door Engelstalige reclame, althans in de binnenstad en in het verlengde van de Louizalaan en in de betere wijken van het Zuid–Oosten: van de Woluwes over hoog Ukkel tot Sint-Genesius-Rode en Kraainem en over de grens tot zelfs in Tervuren (en voorbij het Zoniënwoud tot diep in Waals-Brabant). Daar wonen de meeste elitaire vreemdelingen (Europarlementsleden, diplomaten, NAVO-beambten, vertegenwoordigers van allerhande drukgroepen).

Het gebruik van het Engels is een subtiele manier om zich te onderscheiden van de massale inwijking uit Congo, de Maghreblanden Maghreblanden en ex-Frans-Afrika, waar het Frans de lingua franca is. In de arme buurten van Sint-Jans-Molenbeek zal je weinig Engelse reclame zien. Daar is het Frans overheersend.
 Het Nederlands is het slachtoffer van deze Engels-Franse tweeledigheid. Daar spelen handelszaken op in. Een eentalig Engelse of Franse reclame is voor heel wat Brusselse firma’s gemakkelijker dan een Frans-Nederlandse tweetalige; zij moeten bovendien geen standpunt innemen. Zelfs openbare diensten, die de taalwet zouden moeten toepassen, voeren reclame in het Engels of Frans (al zijn er loffelijke uitzonderingen zoals het openbaar vervoer of de Muntschouwburg).

Niets te verwachten van Vlaamse ministers in de Brusselse regering …

De Vlaamse overheid zou nochtans met weinig middelen een duwtje kunnen geven in de richting van de wettelijke tweetaligheid. Net zoals vele jaren geleden, toen de afdeling Culturele Uitstraling van de NCC (Nederlandse Commissie voor de Cultuur) met een bijdrage die nooit meer dan 5000 frank bedroeg, handelaarsverenigingen aanmoedigde die hun reclame tweetalig voerden. Het werd een overdonderend succes. De handelaars van de Hoogstraat bevalen zelfs het initiatief aan bij collega’s in andere wijken.

Van de Vlaamse ministers in de Brusselse regering, gegijzeld door hun Franstalige collega’s, valt niets te verwachten. Sven Gatz (Open VLD) spendeerde liever honderdduizenden euro’s aan partijgenote Sihame El Kaouakibi zonder dat zij enig bewijsstuk moest voorleggen. Nu ja, van de catastrofale (cf. de Rekenkamer) boekhouder van het Brussels Gewest was niets anders te verwachten.

… noch van de Vlaamse regering

Sedert hij minister-president is, heeft Jan Jambon ons op cultureel vlak ontgoocheld. Waar blijft toch die Vlaamse canon? Zijn regering gaf van bij het begin daarentegen enorme toelagen aan veelal woke-verenigingen die bij de bevolking onbekend zijn, en soms de Vlamingen en hun cultuur misprijzen. Wie stelt die adviescommissie samen en wat betekenen haar leden? Trouwens, het cultureel beleid van de Vlaamse regering is in dit opzicht weinig doelgericht: het lijkt wel in handen van reclamejongens. Zo heeft zij ter gelegenheid van het wereldkampioenschap wielrennen in Antwerpen (kostprijs 21,3 miljoen euro waarvan 16,3 betaald door de Vlaamse overheid inbegrepen 300.000 euro van vier grote steden), een unieke kans gemist om Vlaanderen op de internationale kaart te zetten. Zij presenteerde zich integendeel met de nietszeggende slogan Flanders where heroes are born. De linkse oppositie isin hetzelfde bedje ziek. Zo hield de partij Vooruit een congres met sterk woke-gehalte (de arbeiders zijn al lang overgestapt naar het Vlaams Belang) onder de slogan The big shift.
 
De taal van Shakespeare en de Beatles, toevallig ook de taal van mijn moeder (of volgens het nieuwste politiek correct, van de persoon die mij gebaard heeft), is prachtig, maar de Vlaamse overheid moet ervoor zorgen dat zij het Nederlands niet verdringt.

*Het was een van de redenen waarom wij eind jaren zestig het Stop Europa Comité met wijlen VUB-professor Van Impe hebben opgericht. Het verdween na een stille wenk van onze toenmalige werkgever.

André Monteyene

We gaan koppig door ondanks Brusselse onbeschoftheid

Foto van Karel Adams

Karel Adams

Hoofdredacteur
De Brusselse Post

Antwoorden van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (VCT)

Op onze ingediende klachten hebben we ondertussen al meerdere antwoorden ontvangen. Meestal worden we in het gelijk gesteld, maar soms is dat met een zeer wrange ondertoon omdat de aangeklaagde gewoon een verantwoording weigerde.

Brussel Jeugdcentrum

Het Jeugdcentrum aan de Vossenstraat 10 had op het uitstalraam voornamelijk Franstalige aankondigingen. Philippe Close, burgemeester van Brussel, was door de VCT als geadresseerde opgegeven. Hij beantwoordde de brieven van 25 november 2021 en van 24 januari 2022 niet. De VCT oordeelde dan enkel op basis van onze gegevens en de klacht werd ontvankelijk en gegrond bevonden. Maar zal er ter plaatse wat veranderen en hoe tweetalig zou de interne werking van het Jeugdcentrum zijn?

Brussel OCMW

Verschillende klachten werden door ons verstuurd omdat de OCMW-diensten van de stad Brussel aan de Hoogstraat weinig of gewoon geen Nederlands konden of wilden spreken. Twaalf brieven die de VCT zond naar de heer Khalid Zian, voorzitter van OCMW-Brussel, bleven onbeantwoord. Hier is sprake van een kil en bars afwijzen van de wettelijke voorschriften, erg voor de democratie en nog veel erger voor de Vlaming met problemen die in zijn diensten een oplossing hoopte te vinden.

Laken

Laken valt sinds de hoofdstedelijke aanhechting administratief volledig onder de diensten van de stad Brussel. Burgemeester Close kreeg van de VCT vragen om verantwoording over onze tweetaligheidsklachten in de plaatselijke Sociale Antenne en het plaatselijke OCMW. Ook hier vond dit heerschap het niet nodig om na verschillende brieven een antwoord te sturen. Waarschijnlijk werden de vragen van de VCT glimlachend door de versnipperaar gehaald en zal hij het zeker niet nodig geacht hebben om daadwerkelijk onderzoek te verrichten bij de aangeklaagde diensten.

Laken parkeerautomaat

Ook in Laken hadden we gezien dat het beginscherm van de parkeerautomaat volledig in het Frans gesteld is. Volgens ons is dat onwettig en daarom dienden we een klacht in. De directeur Cel Parkeren probeerde wel met een drogargument “Naar analogie met andere beginschermen en websites wordt er de mogelijkheid geboden om van taal te wisselen via een toets: in casu een vlag met de vermelding ‘langue’ (taal). Er is dus een mogelijkheid om van taal te wisselen en het Nederlands te kiezen.” Noteer dat het woord ‘taal’ zelfs niet op het scherm te lezen is!

 

Onze klacht werd ontvankelijk en gegrond bevonden. Mogen we nu op basis van dit antwoord besluiten dat de parkeerautomaten waar geen enkel woord Nederlands op staat genegeerd mogen worden? We stelden de vraag aan bevriende juristen. Zomaar negeren kan niet volgens hen. “Ten eerste geeft de VCT enkel adviezen, die wel gezaghebbend, maar niet bindend zijn. Indien een parkeerautomaat niet werkt (en niet wettig werken lijkt daarvan het equivalent te zijn) moeten chauffeurs hun blauwe parkeerkaart zetten.” Zo kan je dan wel twee uur gratis parkeren, maar je kunt best een foto te nemen van het scherm van de parkeerautomaat om eventuele discussie achteraf te staven. Voor de durvers…

Calimero

Onze pa zaa, teigen ons maa: “‘k èm e gô gedacht
wilde gaa mè maa naa nô de
kermis gôn?
lot allegaa danen afwas mô stôn”
‘k zaa “pa allei, ik wil uuk mei,” mô maa paa dane zaa: “nei,
as klaa kadeike, muigde gaa
zeikes,
naa mè ons ni mei!”

En in schoul veer, wad ë plezeer, ze noemdege maa de sjip
ik waa ën plosj in de
footbalplôg
ik veulde maa nen toffen type
de captain vrôg: “ gaa mè aa  gezôg, ge zèt  gien botte weid,
“gôd ôn de kant stôn, gaa muigt ni mei dôn,
gaa zèt ni geselecteid!”

Maane gruuten breu, nen iele messieu, zat al lang op wacht
ei waa mè zaan kameroode op kafei
gôn danse vui nen iele nacht
‘k zaa eila kadei, ik wil uuk mei, mô maan breu daan zaa “nei
gaa maa klaa breuke, mô ni nô ons zeuke,
ge zeed ons nemi wei!”

‘k zaa on maane sjô, ik veul maa gô, ‘k wil mè aa op jacht
gôme tesôme ë stukske vraa,
me zèn gô vui nen iele nacht
as gaa wilt vraa, dèn ni mè
maa, zukt aa ën ander mei
“eila ket” zaa ze, “g’ môt dô ni on paaze
‘k gôn mè aa ni mei!”

‘k èm seiftig jôr, op mane passe-port, ‘k zèn gepensioneid
naa kan ekik alles dôn wadda kik wil,
en ik zit kik ni geire stil
mô de club zei, “gaa muigt ni mei, al  zedde  gô geconserveid,
zuu ën aa peike, dane kan zeikes,
mè neemand nemi mei!”

Iël maa leive, ès ’t zuu gebleive, ik stond altaaid oepzaa
‘k veulde maa gelak as ne calimero
‘k was nen apôte numero
’t was altaaid nei, gaa muigt ni mei, ge zèt er nuut ni baa,
neemand wilt aa  uure, al dôd aa devuure,
ge blaaft de leste in de raa!

Deel de Brusselse Post op al je sociale media kanalen

Facebook
Twitter
LinkedIn
Pinterest
Telegram
WhatsApp
Email

Deze webstek gebruikt cookies om uw gebruikservaring te optimaliseren.