De gordiaanse mobiliteitsknoop van Brussel
De aankondiging door de Brusselse regering dat het haar menens is het rekeningrijden in te voeren stelt de relaties met Vlaanderen (én Wallonië) op scherp. Vlaams minister van mobiliteit Lydia Peeters (Open VLD) is niet gediend van de eenzijdige démarche van Brussel om een ‘stadstol’ in te voeren die in feite alleen door de pendelaars zou worden betaald.
Immers, voor de Brusselaars wordt het inderdaad een ‘taxshift’ omdat de bestaande verkeersbelasting er zou worden opgeheven. Peeters komt hier lijnrecht tegenover partijgenoot minister Sven Gatz te staan, die zich achter de Brusselse beslissing schaarde.
Woonerf Brussel
Deze zomer werd mijn straat van de ene dag op de andere een ‘woonerf’. Op het eerste gezicht was er niets veranderd. Alleen de zeer opmerkzame zielen konden zien dat er vroeg in de ochtend een verkeersbord F12a was aangebracht aan het begin van de straat. Zowat de hele vijfhoek werd op die manier omgetoverd tot woonerf, inclusief sommige brede lanen zoals de Adolf Maxlaan en de Emile Jacqmainlaan. Meteen was het voor iedereen toegestaan in het midden van de rijbaan te gaan kuieren, iets wat niemand zich natuurlijk in het hoofd haalde, zelfs al was er het corona-afstandsgebod van anderhalve meter.
In diezelfde periode werden in het hele Brussels Gewest op tal van plaatsen fietspaden bijgeschilderd op de rijweg en bijgevolg autostroken afgeschaft. Zo werd de Keizer Karellaan die het verkeer van de E40 naar de Leopold II tunnel en dan verder naar het stadscentrum leidt opeens teruggebracht tot één rijstrook. Dat gebeurde in de autoluwe coronamaanden tijdens de zomervakantie. Desalniettemin ontstonden hier en daar chaotische files. Maar Brussels minister van mobiliteit Elke Van den Brandt (Groen) is vastberaden haar groene stempel op het beleid te drukken.
Het grote probleem is echter dat Brussel geen dorpje is maar een grootstad en en hoofdstad met een nationale en internationale hoofdstedelijke functie. Voor haar eigen economische overleven moet Brussel bereikbaar blijven. Zo niet loopt men het risico dat economische functies (en jobs) wegtrekken uit de stad.
Vlaams-Brussel probleem
Men kan Brussel niet verwijten dat er niet geïnvesteerd werd en wordt in het openbaar vervoer. Dat werkt al zeer behoorlijk en met gebruiksvriendelijke frequenties en wordt nog van jaar tot jaar uitgebreid. Vanuit de Vlaamse centrumsteden is Brussel trouwens best gemakkelijk bereikbaar met de trein. Maar het schoentje knelt wat betreft het vervoer tussen Brussel en de rand. Daar loopt het helemaal mis en er is ook niet meteen een oplossing voor.
Vlaanderen en Brussel zijn hier op elkaar aangewezen want het voorstadsverkeer is een bij uitstek Vlaams-Brussels gemeenschappelijk probleem. Er zou weliswaar een sneltram komen van Willebroek naar Brussel langs de A12 maar de bouwplannen liggen stil door een procedure bij de Raad van State. Een sneltram vanuit Haacht komt er niet omdat verschillende Vlaamse gemeenten er dwarsliggen en ook van een tramverbinding met Ninove horen we niets meer.
Het spreekt voor zich dat vlotte verbindingen met de stad gecombineerd met overstapparkings in de rand vanouds in de Vlaamse Rand de angst voor verfransing en verstedelijking aanwakkeren. Maar Brussel zelf zit ook niet te wachten op een georganiseerde stadsvlucht. Om dezelfde reden is het GEN (Gewestelijk ExpresNet van de NMBS) na twintig jaar bakkeleien en ook wel heel wat investeringen in infrastructuur nog altijd niet operationeel.
Behalve de verfransingdruk is ook het institutionele kluwen een obstakel voor een vlotte samenwerking. Er zijn drie vervoersmaatschappijen (De Lijn, de MIVB en de NMBS) bij betrokken en drie politieke overheden (Vlaanderen, Brussel en de Belgische Staat).
Het is maar de vraag of de Brusselse vlucht vooruit inzake mobiliteit nu tot oplossingen zal leiden.
Prof. Em. Jan Degadt
Gast auteur Brusselse Post
Merkwaardige Brusselse cijfers
Van rekeningrijden over SmartMove tot stadstol
“Fiscale autonomie voor de gewesten en gemeenschappen”. Het was en is al gedurende decennia een discussiepunt in de opeenvolgende staatshervormingen. Eigenlijk was en is het vooral een oude Vlaamse eis. De motivering is welbekend.
Als een deelstaat (gewest of gemeenschap) enkel en alleen gefinancierd zou worden door federale dotaties (het ‘consumptiefederalisme’), is er geen aanmoediging om zorgvuldig met de verkregen middelen om te gaan. Als de deelstaat moet instaan voor de eigen middelen, en dat ook moet uitleggen aan de eigen kiezers, zal men meer geneigd zijn om de juiste prioriteiten te bepalen en zuinig met het geld om te gaan.
Ons gedrag bijsturen
Vandaag leven wij met een mossel-noch-vis toestand. De gewesten en gemeenschappen, ook het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, worden gedeeltelijk gefinancierd door federale dotaties en gedeeltelijk door eigen fiscaliteit. Een van de ‘gedefederaliseerde’ belastingen is de verkeersbelasting.
Wij betalen met zijn allen belastingen omdat de overheid nu eenmaal geld nodig heeft. Maar dat is niet de enige reden. De overheid kan de fiscaliteit ook gebruiken om ons gedrag bij te sturen. Bekende voorbeelden zijn de belastingen (accijns en BTW) op tabak en alcohol. Deze producten worden als ‘ongezond’ gekwalificeerd. Door hoge belastingen wordt de ‘ongezonde levenswijze’ van rokers en drinkers ontmoedigd en kan de overheid dus onrechtstreeks de volksgezondheid ondersteunen. Zeker wie zelf niet rookt of drinkt kan deze redenering ongetwijfeld volgen. Toch zit er een grote adder onder het gras. Onderstel dat de hoge belastingen op tabak en alcohol een groot succes opleveren. Niemand rookt. Niemand drinkt. Iedereen gezond. Fiscale opbrengst voor de overheid: nul euro. Probleem.
Om aan de nodige centen te geraken zal de overheid dan ook vaak de ‘weg van de minste weerstand’ volgen en zoeken naar activiteiten of groepen die moeilijk kunnen of durven of willen protesteren. Een relatief gemakkelijke doelgroep zijn dan de niet-inwoners. De niet-inwoners hebben geen stemrecht maar maken wel gebruik van de plaatselijke infrastructuur. Neem bijvoorbeeld de kotstudenten en de toeristen. Het is niet ongewoon dat universiteitssteden een belasting op de studentenkoten heffen. Wie als toerist op hotel gaat vindt op de rekening vaak een taks van de plaatselijke overheid.
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is bevoegd voor zowel verkeer en mobiliteit als voor de verkeersfiscaliteit. Wie zich met de auto verplaatst in Brussel weet dat er te veel auto’s rondrijden. Op de webstek van het BISA (Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse) heb ik enkele interessante cijfers gevonden.
Interessante cijfers
Vorig jaar (2019) waren er in het Brussels Gewest 623.052 geregistreerde voertuigen, waarvan 488.895 personenwagens. Ter vergelijking: in het Vlaams Gewest waren er 4.998.187 voertuigen geregistreerd, waarvan 3.569.206 personenwagens. Voor België komen wij op 8.159.420 voertuigen, waarvan 5.889.210 personenwagens. In een stadsgewest met een beperkte oppervlakte moeten al deze voertuigen zich verplaatsen op een beperkt wegennet. Het wegennet in Brussel bestond in 2015 uit 30,0 km autosnelwegen, 535,1 km gewestwegen en 1.448,4 gemeentewegen, samen 2.013,5 km.
Teveel auto’s op een te klein wegennet veroorzaken files, tijdverlies en luchtverontreiniging. En dan hebben wij het nog niet eens over de ongevallen. In 2019 waren er in het Brussels Gewest 3.924 verkeersongevallen, met 4.595 (zware en lichte) slachtoffers. Ter vergelijking: in het Vlaams Gewest waren er 23.068 verkeersongevallen en 29.047 slachtoffers, in Wallonië 10.707 ongevallen en 14.151 slachtoffers, in België 37.699 ongevallen en 47.793 slachtoffers. Brussel doet het inzake ongevallen niet slecht in vergelijking met Vlaanderen en Wallonië. Boze tongen beweren dat dit te danken is aan het vaak stilstaande verkeer wegens de files …
Men beseft al lang dat er ‘iets’ moet gedaan worden. Voetgangerszones zijn goed bedoeld maar veroorzaken wel ongemakken voor de omwonenden en verplaatsen het probleem gewoon naar een andere wijk. Een van de mogelijke pistes is het z.g. rekeningrijden. Het idee bestaat al lang en wordt ook uitgebreid bestudeerd door verkeersdeskundigen. De auto die stilstaat in de privé-garage van de eigenaar veroorzaakt weinig of geen overlast voor het verkeer en het milieu. De overlast begint als de auto rondrijdt. De overlast wordt nog groter als alle auto’s gelijktijdig rondrijden. Het beleidsadvies dat daaruit volgt is dan: belast niet de aankoop of het bezit van een auto maar wel het gebruik van die auto. En je mag wat zwaarder belasten als men die auto gebruikt tijdens de spits.
In Brussel is er een bijkomende overweging, en dat is mooi meegenomen voor de gewestelijke overheid: in Brussel rijden niet alleen Brusselaars rond. Er zijn onder de automobilisten ook vele niet-inwoners die buiten Brussel hun verkeersbelasting betalen, in het bijzonder de pendelaars uit Vlaanderen of Wallonië. Verder zijn er de talrijk rondtoerende wagens met buitenlandse nummerplaat, de bedrijfswagens, de dienstwagens van overheden en internationale instellingen, het diplomatencorps enz.
Idee rekeningrijden
Het idee achter het ‘rekeningrijden’ is zeker niet slecht: vervang de ‘vaste’ belastingen (belasting op de in verkeerstelling of BIV en de jaarlijks terugkerende verkeersbelasting) door een ‘variabele’ belasting die gekoppeld is aan de gereden afstand en het moment van de verplaatsing. Maar iedereen die Willem Elsschot ooit gelezen heeft weet: ‘tussen droom en daad staan wetten en praktische bezwaren’.
De Brusselse regering wil deze hervorming doorvoeren binnen het eigen territorium, waarvoor zij bevoegd is. Het gevolg zou echter zijn dat de Brusselaars geen BIV of jaarlijkse verkeersbelasting moeten betalen en enkel betalen voor hun verplaatsingen binnen het Brussels Gewest. Vlamingen, Walen en buitenlanders betalen wel BIV en verkeersbelasting aan hun eigen overheid maar betalen bovenop het Brusselse rekeningrijden als zij een ritje maken binnen Brussel-19.
Het spreekt vanzelf dat dit vragen is om moeilijkheden. Het maatschappelijk debat was dan ook scherp. Wat in de milieus van verkeersdeskundigen bekend stond als ‘rekeningrijden’ werd door de Brusselse overheid mooi verpakt als een ’SmartMove’ en wordt in de rest van de wereld beschreven als een stadstol. De voor de hand liggende manier om een dergelijk probleem aan te pakken is een overleg met Vlaanderen en Wallonië. Ook daar zijn er file- en milieuproblemen, ook daar zijn er verkeersdeskundigen. Ook daar zou een overgang naar rekeningrijden meer dan zinvol zijn. Het Brussels regeerakkoord geeft trouwens een aanwijzing. Op p. 112 van het lijvige document (161 bladzijden) lezen wij onder de titel ‘Een verkeersbelasting die bijdraagt tot een mentaliteitsverandering’ onder meer: ‘Daartoe bevestigt de Regering andermaal haar verlangen om een samenwerkingsakkoord tussen de Gewesten te sluiten met het oog op de invoering van een intelligente kilometerheffing voor lichte voertuigen in het grootstedelijk gebied of op het hele nationale grondgebied. De invoering van een dergelijke heffing moet ervoor zorgen dat de huidige belasting afgeschaft wordt en door de nieuwe heffing vervangen wordt.’
Botsingen onvermijdelijk
Op zich sluit dit voorstel aan bij wat onder verkeersdeskundigen leeft. Het is logisch dat het Brussels Gewest ook in gesprek zou gaan met de Vlaamse en Waalse buren. En toch is het anders gegaan. De Brusselse regering heeft effectief voorstellen gedaan die inhoudelijk aansluiten bij het eigen regeerakkoord maar blijkbaar is het niet doorgepraat met de andere gewesten. Niet zo lang geleden was er een gelijkaardige ervaring met Brusselse minister Alain Maron (Ecolo) die voorstelde om landbouwgronden te kopen in Vlaams-Brabant en Waals-Brabant maar dat ook niet had overlegd met zijn Vlaamse en Waalse collega’s.
Botsingen zijn dan ook onvermijdelijk. Er zijn zeker meerdere verklaringen mogelijk voor deze ‘misverstanden’ tussen de Brusselse regering en zijn buren maar ongetwijfeld speelt de politieke rekenkunde een belangrijke rol. Aan Vlaamse kant is de Brusselse meerderheid paarsgroen (Groen, open VLD en sp.a, samen 10 op 17 Vlaamse zetels in het Brussels parlement) met een zeer gefragmenteerde oppositie (N-VA, CD&V, Vlaams Belang, PVDA en Agora).
In de Vlaamse Gemeenschap bestuurt een meerderheid van N-VA, CD&V en Open VLD met samen 70 op 124 zetels in het Vlaams Parlement. De meerderheden aan Vlaamse kant in het Brussels Parlement en in het Vlaams Parlement zijn zeker niet geneigd om elkaar geschenken te geven. Het is vooral moeilijk voor de Open VLD waar Vlaams minister Lydia Peeters het mobiliteitsbeleid vorm moet geven terwijl Brussels minister Sven Gatz (Open VLD) de gewestelijke financiën en begroting moet beheren. Ook aan Franstalige kant is het ingewikkeld. In Wallonië is er een paarsgroene meerderheid maar in Franstalig Brussel is DéFI (het vroegere FDF) een deel van de meerderheid met PS en Ecolo (samen 41 op 72 Franstalige zetels in het Brussels Parlement) terwijl de MR oppositie voert. De aanvallen op de Brusselse voorstellen vanuit Wallonië zijn tenminste even scherp, zo niet scherper, dan vanuit Vlaanderen.
Men kan aan de Brusselse regering niet verwijten dat zij het voorstel doen: het past in een visie op mobiliteit en het sluit aan bij het eigen regeerakkoord. Maar als men het rekeningrijden echt wil realiseren zou men verwachten dat men eerst praat met de buren want het heeft grote implicaties voor zowel de inwoners als het bedrijfsleven in de drie gewesten. Na alle reacties over en weer zal ongetwijfeld een ‘afkoelingsperiode’ nodig zijn. Eenmaal men weer aan tafel zit volgt het echte werk. Hoe zit het met de bedrijfswagens en de leasingwagens? Heeft men al contact genomen met het buitenland? Is er overleg met de internationale instellingen die in Brussel gevestigd zijn?
Het wordt ongetwijfeld vervolgd, indien nodig ook in deze rubriek.
Mich Meyfroots
Gast auteur - Brusselse Post
AFSCHEID VAN DAVIDSFONDS SINT-LAMBRECHTS-WOLUWE
Mich Meyfroots was jarenlang voorzitter van een bloeiende Davidsfondsafdeling in de Brusselse gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe. Helaas is er een einde gekomen aan deze afdeling. In 2020 werd het licht uitgedaan. Weer een Vlaamse kern minder…
“Davidsfonds Sint-Lambrechts-Woluwe vierde in 2020 zijn 110-jarig bestaan. Gesticht in 1910 was het decennialang het trefpunt van de Vlaamse gemeenschap in Woluwe. Helaas wordt dit geen vrolijk bericht, want de afdeling heeft besloten na dit seizoen de boeken dicht te doen.
De knoop werd eigenlijk al en paar jaren geleden doorgehakt, maar omwille van de min of meer symbolische datum en op aandringen van onze leden breiden we er toch nog een gevolg aan.
Wat wil je, sinds het overlijden van Denise Brouwers, verloren we ons laatste ankerpunt van ons bestuur in de gemeente. Alle andere leden van de ploeg weken inmiddels uit naar andere horizonten. Niemand bood zich aan om zijn of haar paard voor de kar te spannen.
Tweede reden is de gestage achteruitgang van ons ledenbestand. Dat dit een algemeen verschijnsel is weet inmiddels elke vereniging, zowel in de stad als op het platteland. In Woluwe heeft het zeker te maken met de stadsvlucht : bijna niemand van onze nakomelingen woont nog in de buurt. En niet enkel de jeugd trekt weg. Hoeveel van onze senioren zitten niet in rusthuizen in wat wij bij wijze van grap onze ‘koloniën’ noemen? En dan spreken we nog niet over het jammerlijke heengaan van talloze overtuigde leden.
En dan is er natuurlijk ons gewijzigd maatschappijbeeld. Maar dit is voer voor sociologen.
Zijn wij melancholisch en een beetje triest? Uiteraard! Onze ploeg heeft een halve eeuw hard gewerkt om onze gemeenschap het beste van het beste te kunnen bieden en de erfenis van onze voorgangers in ere te houden.
Toen we 45 jaar geleden de fakkel overnamen van het team van Wim van Hoeck waren we aanvankelijk even het noorden kwijt. Ons geloof heeft ons gered : de aantrekkingskracht van een cultuurbeweging als het Davidsfonds – onafhankelijk, niet politiek of zuilgebonden, enthousiasmerend – was te sterk. We probeerden allerlei vernieuwingen om iedereen mee in de boot te krijgen en waren af en toe teleurgesteld in de respons die we kregen. Het oude liedje: wat doet het Davidsfonds voor mij, zonder de vraag te stellen ‘wat kan ik doen voor het DF? Dat en de onverschilligheid, afstandelijkheid – de ziektes van ons tijd – maakten ons soms wat moedeloos.
Alles bij elkaar : het waren echt toffe jaren, waar we met trots op kunnen terugblikken. Honderden activiteiten, te veel om op te noemen, staan garant voor evenveel mooie, wat zeg ik, schitterende herinneringen. Aan dit mooie lied komt nu een eind. We hadden nog een fantastisch afscheidsfeest gepland voor onze trouwe leden en vrienden; corona gooide roet in het eten …
Toch : we strijken wel de vlag, maar houden de fakkel nog een tikkeltje brandend. Er komt zeker nog een ‘reünie der getrouwen’. En anderzijds hopen we dat velen de weg naar het Davidsfonds terugvinden via een naburige afdeling of rechtstreeks via DF-nationaal (Leuven).”
Genegen groeten.
Ik goenk just van Jette no de “grand bazar”
on de place Saintelette kreig kik de cafard
den tram daan stond stil want ei kost nemi voesj
do stond ne Saint Nicolas mè zaain gave koesj
neuvest èm stond ne zwette nen imposante kastar
as ge slum zaait dèn wette : ’t ès père fouettard.
Mo ne neiger dee zwet zeet da mag na nemië
Saint Nicolas en zaaine peet zooge zwette snië
ne zwette mô wit zaain mè ’n zwette veig
want anders dan mokt èm zaaine zak nemi leig
do kwampe twie polisse en dee pakte ze mei
al de ketjes wiste: dee zeen me ni wei.
Awel gaa Saint Nicolas wo blaaift maan karamel?
Ik wacht al een eur op aa da wette ga wel
gaa zet zuu nen brave ne stille kadei
wanniër zeen waailen aa nog neki wei?
Saint Nicolas dood attense let op vui aa vel
want g’ èt concurrense van de père Noël.
Karel Adams
Hoofdredacteur
De Brusselse Post
GEZONDHEIDSZORG IS EEN PERSOONSGEBONDEN MATERIE
Verontwaardigde brief naar de artsenkrant
Dr. Joost Rampelberg, huisarts te Brussel en erevoorzitter van de Brusselse Huisartsenkring schreef met reden een verontwaardigde brief naar de Artsenkrant.
“Ik zie dat de Artsenkrant collega De Maeseneer een forum geeft in verband met de hervorming van de organisatie van de geneeskunde. Het hele artikel heeft het over regionalisering en gewesten, over gemeenschappen spreekt collega De Maeseneer niet eens.Nochtans is gezondheidszorg bij voorrang een persoonsgebonden materie, waarbij de achtergrond en cultuur van personen duidelijk een belangrijker rol speelt dan de plek waarop zij toevallig wonen. Ik kan dit als stichter eertijds van de Vlaamse Wachtdienst Brussel beamen; alles op gewestelijk niveau organiseren leidt tot achterstel van de Vlaamse patiënten in Brussel.
Het is de plicht van de Vlaamse Gemeenschap om voor deze mensen in te staan, en het is de plicht van de Vlaamse politieke partijen om te zorgen voor de mensen eerder dan voor de grond. Een opsplitsing is zeker nodig, maar dan inderdaad naar de gemeenschappen toe. Dit zal de Franse Gemeenschap dan ook met de neus op haar verplichting duwen om voor de eigen mensen te zorgen – op de manier die zij verkiezen: meer specialistische geneeskunde, minder tussenkomst van de huisarts, minder persoonlijke band tussen artsen – in de eerste plaats dan huisartsen – en patiënten.”
Derde gewest
De Vlamingen zagen Brussel altijd als een hoofdstedelijke ontmoetingsplaats voor de beide gemeenschappen, maar met een bijzondere wet van 1989 kon het derde Belgische gewest, het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest gerealiseerd worden. Jean-Luc Dehaene ging toen voluit voor ‘Brussel aan de Brusselaars.’ Het was eigenlijk een enorme toegeving aan de Franstaligen. Ook de splitsing van de provincie Brabant en het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde maakten dat Brussel meer op zichzelf komt te staan.
Lambermontakkoord
Met het Lambermontakkoord van 2000 werd het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor o.a. de gemeentewetgeving. Brusselse Vlamingen schrijven zich in in het BXL-verhaal en verkondigen een aparte eigenheid, los van Vlaanderen. De Franstalige fuik sluit zich meer en meer. Johan Vande Lanotte (sp.a) brak onlangs een lans voor een Belgische Unie met vier gewesten. Karel De Gucht (Open VLD) meende dat Brussel op lange termijn een volwaardig gewest zal worden en dat het bevoegd moet worden voor onderwijs en cultuur.
Organisaties als Bruxsel Forum, Manifesto (o.a. Dieter Lesage) en Aula Magna (Eric Corijn en Philippe Van Parijs) ijveren om Brussel meer gemeenschapsbevoegdheden te geven. Ook ARAU (Atelier de Recherche et d’Action Urbaines) heeft zich al uitgesproken voor meer ‘zelfbeschikkingsrecht’. De academische wereld schijnt ook belangstelling te hebben voor ‘meer Brussel’.
Het lijkt bon ton te zijn om uit te halen naar de Vlaamse schoonmoeder. Een Brussels nationalisme nestelt zich in de geesten. Maingain (DéFI) stelde voor dat de Brusselse Vlamingen in de toekomst misschien nog waarborgen en rechten kunnen krijgen, maar zeker de Vlaamse Gemeenschap niet meer. Elke Van den Brandt (Groen en nu minister) verklaarde reeds in 2013 dat zij Brussel op termijn ziet uitgroeien ’tot een volwaardig gewest dat zelf instaat voor de gemeenschapsbevoegdheden zoals onderwijs, los van de Vlaamse en Waalse chaperonne’.
Vandaag gaan er stemmen op om de gekregen waarborgen af te bouwen omdat het aantal Vlamingen numeriek gedaald is. (De hele Vlaamse beweging zou er nochtans van moeten doordrongen zijn dat de ‘oververtegenwoordiging’ van de Vlamingen in het Brussels bestuur niet ingeruild is tegen de oververtegenwoordiging van de Franstaligen in de federale regering, maar tegen de creatie van het hele Brussels Gewest!). Rachid Madrane (PS) pleitte in zijn eerste toespraak als nieuwe voorzitter van het Brussels Parlement eveneens voor meer Brusselse gemeenschapsbevoegdheden.
Zesde staatshervorming
Bij de zesde staatshervorming kreeg het Brussels Gewest culturele en sportbevoegdheden. Bovendien is met de overheveling van de gezinsbijslag een tak van de sociale zekerheid aan de Brusselse instellingen toevertrouwd, weliswaar aan de ‘Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie’. Er is hiermee een gevaarlijk precedent geschapen. Tevens werd Brussel bevoegd voor de ‘bicommunautaire’ ’tweetalige’ rusthuizen.
Onmiddellijk werd overgegaan tot de inkanteling van alle zwaar verlieslatende Franstalige rusthuizen naar het Brussels niveau. Waren deze rusthuizen tweetalig? Neen. Was dit wettelijk? Neen. Op geruisloze wijze is men ook bezig met de inkanteling van het totaal failliete Erasmusziekenhuis van de Franse Gemeenschap in de Brusselse IRIS-ziekenhuizenkoepel aan het voorbereiden.
Professor Danny Pieters (Meervoud mei 2020): “Bij de 6de staatshervorming zijn lieden aan het werk gegaan die ten gronde niet geïnteresseerd waren in hetgeen waarmee ze bezig waren. Op één of andere manier konden ze dan toch zwaaien met een ‘realisatie’, de overheveling van de kinderbijslag. Deze zaak is nu wat ze is maar het is denk ik geen model voor de gezondheidszorg.” Een oplossing zoals voorgesteld door Vuye en Wouters zou zijn om één van de Brusselse GGC-ministers, die dan eveneens lid zou zijn van de Vlaamse regering, een dubbelmandaat te geven. Op die manier zou Vlaanderen nog een vinger in de Brusselse pap houden.
Er kan niet naast gekeken worden dat een verdere gemeenschapsvorming ook gevolgen zal hebben bij een eventuele splitsing van het land, zeker als de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap verdwenen zullen zijn. Voor een band met Wallonië is al gezorgd met het illegale Wallo-Brux.
Dat kan alleen door van Brussel geen volwaardig gewest te maken
De Vlaamse wachtdienst is onder druk van toenmalig minister Laurette Onckelinx samen moeten gaan met de Franstalige huisartsenkring. De eerste contactvergaderingen die werden gehouden verliepen volledig in het Frans en de rapporten die werden opgemaakt waren ook enkel in het Frans verkrijgbaar. De verontruste Vlaamse artsen vrezen dat slechts een kleine minderheid van hun Franstalige collega’s enigszins behoorlijk Nederlands spreken en hebben er ook geen vertrouwen in dat de telefonisten wel degelijk tweetalig zullen zijn. Ook hier is toezicht en bijstand van schoonmoeder Vlaanderen nodig opdat Nederlandstalige patiënten de zorg krijgen die ze verdienen en dat kan alleen door Brussel geen volwaardig gewest te maken.
Met dank voor de informatie gehaald uit het tijdschrift Meervoud.
Deel de Brusselse Post op al je sociale media kanalen
Meer Brusselse Post
De Brusselse Post | Editie november 2024
Vlaamse Regering wil meer Nederlands in Brussel.
Nog voor de gemeenteraadsverkiezingen werd een nieuwe Vlaamse regering gevormd, geleid door Matthias Diependaele (N-VA). Vooruit en CD&V zijn de coalitiepartners. Van de weeromstuit wordt geopperd dat deze drie partijen ook samen het Nederlandstalige luik van de Brusselse regering zouden kunnen vormen, wel aangevuld met Groen, dat onmisbaar is om een meerderheid te vormen. Het valt nog te bezien hoe de zaken in de geblokkeerde Brusselse regeringsvorming zullen lopen. Wel is zeker dat de N-VA in de Vlaamse Regering de Brusselminister levert, namelijk Cieltje Van Achter.
Brusselse Post | Editie oktober 2024
Brusselse toestanden
ONWETTELIJKE TAALEISEN
Op de webstek van de gemeenten Anderlecht en Etterbeek stonden openstaande vacatures voor een bibliotheekmedewerker van de Nederlandstalige bibliotheek.